Wat nu indien uw wederpartij de overeengekomen opdracht gebrekkig uitvoert en dus wanprestatie tegenover u pleegt? Mag u dan de betaling van zijn factuur óók uitstellen (juridisch 'opschorten') in geval u met uw wederpartij bent overeengekomen dat over en weer niet mag worden verrekend? Onlangs heeft de Hoge Raad hierover een interessante uitspraak gedaan (HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014: 3072).
De casus
De casus was als volgt. Partij A zou aan partij B een installatie leveren. De installatie voldeed volgens partij niet aan de afgesproken productiecapaciteit. Partij B schortte daarom de betaling van de laatste factuurtermijn op met een beroep op artikel 6:262 van het Burgerlijk Wetboek (BW), in afwachting van betaling van schadevergoeding door partij A wegens wanprestatie. In artikel 6:262 BW staat dat als een partij haar verbintenis niet nakomt, de wederpartij bevoegd is om de nakoming van de tegenoverstaande verplichting op te schorten.
De leverancier van de installatie (partij A) was het daar niet mee eens en vorderde bij de rechtbank betaling van de laatste termijn. De rechtbank en daarna ook het gerechtshof (Den Bosch) gaven de leverancier gelijk. Beide gerechtelijke instanties verwierpen het beroep van partij B op opschorting en wezen de vordering tot betaling van de laatste termijn toe. Volgens het gerechtshof kon partij B zich niet beroepen op opschorting, omdat de toepasselijke algemene (branche)voorwaarden een verrekenverbod bevatte. Partij B gaf echter niet op, klom in de hoogste boom en haalde daar zijn gelijk.
Hoge Raad
De Hoge Raad maakt korte metten met het oordeel van het hof en schenkt op dit punt klare wijn: als een tegenvordering aannemelijk is - waar de Hoge Raad vanuit ging omdat het hof het tegendeel niet had vastgesteld -, dan rechtvaardigt die tegenvordering een beroep op een opschortingsrecht. Het valt dan niet in te zien waarom partij B niet haar verplichting tot betaling zou mogen opschorten totdat haar tegenvordering tot betaling van schadevergoeding wordt voldaan. Het verrekenverbod brengt alleen mee dat – indien een schadevergoedingsverplichting van partij A komt vast te staan – partij B onder haar betalingsverplichting uit kan door het uitbrengen van een verrekenverklaring. Maar dit moet je los zien van de bevoegdheid van partij B tot opschorting. Want, zegt de Hoge Raad, het opschortingsrecht van partij B strekt er nu juist toe om pressie op partij A uit te oefenen opdat de aan partij B toekomende schadevergoeding wordt voldaan. De opschortingsbevoegdheid wordt volgens de Hoge Raad helemaal niet beïnvloed door het contractueel overeengekomen verrekenverbod.
Wat had het hof dan moeten doen?
Allereerst natuurlijk gewoon de bestaande rechtspraak op dit punt volgen. De Hoge Raad verwijst daartoe naar een eerder arrest van de Hoge Raad uit 2007. In dat arrest is al uitgemaakt dat de rechter die over een opschortingsverweer moet oordelen, moet onderzoeken, al naar gelang het daartegen gevoerde verweer, of de gestelde tegenvordering bestaat en of de omvang daarvan voldoende is om het beroep op een opschortingsrecht te kunnen rechtvaardigen. Het hof had in lijn met dit nog actuele arrest uit 2007 onderzoek moeten doen naar de aannemelijkheid van de tegenvordering in plaats van de opschortingskwestie af te doen met een daartoe irrelevant verrekenverbod.
Ratio opschortingsrecht
Een opschortingsrecht mag overigens ook vóór oplevering als pressiemiddel worden gebruikt. Op 17 januari 2014 heeft de Hoge Raad al duidelijk gemaakt dat aan het inroepen van een opschortingsrecht op grond van de ondeugdelijkheid van reeds uitgevoerde werkzaamheden niet in de weg staat dat het overeengekomen werk nog niet is opgeleverd en dat de gebreken zich dus nog voor herstel lenen (ECLI:NL:HR:2014/95). In dat arrest wordt ook mooi toegelicht wat volgens de Hoge Raad de ratio is van het opschortingsrecht. Ten eerste een dwangmiddel om druk uit te kunnen oefenen op een contractuele wederpartij met als doel dat deze zijn tegenvordering nakomt. Daarnaast het bieden van zekerheid voor de voldoening van de uit het verzuim voortvloeiende schadevordering (wanneer de wederpartij ondanks de uitgeoefende dwang toch in gebreke blijft).
Opschortingsrecht sterk wapen
Deze rechtspraak laat zien dat de opdrachtgever met zijn wettelijke opschortingsrecht een sterk wapen in handen heeft om de opdrachtnemer tot schadevergoeding en/of herstel van de ondeugdelijke prestatie te dwingen. Pas daarna is het de beurt aan de opdrachtgever om de opgeschorte factuur te betalen.
Het uitstellen van betaling van een factuur bij wanprestatie vereist uiteraard wel een schriftelijke motivering richting opdrachtnemer met steekhoudende argumenten. U kunt dus niet volstaan met een kort briefje inhoudende: “Ik betaal nog even niet want ik ben niet zo tevreden”. Indien u met (dreigende) wanprestatie van uw wederpartij te maken krijgt en juridisch advies en rechtsbijstand wilt over uw mogelijkheden om de betaling van de factuur van uw wederpartij rechtsgeldig uitgesteld te krijgen en over uw mogelijkheden tot verhaal van schadevergoeding, dan staan wij u graag terzijde.
Civiel recht / bouwrecht / verbintenissenrecht / opschortingsrecht / wanprestatie